VOORLADERS MET PERCUSSIESLOT EN GETROKKEN LOOP

De bolvormige projectielen verschoten uit een gladde loop waren weinig precies en hadden een zeer beperkte effectieve dracht. Vooral tijdens de jaren 1840, dus kort na de ingebruikname van percussiesystemen, overwoog de Belgische overheid om over te schakelen op gestabiliseerde projectielen uit een getrokken loop.

Rond 1825 werd hiervoor een oplossing gevonden de Franse officier Delvigne. Hij bedacht een principe waarbij het projectiel initieel van een iets kleinere diameter dan de loop zelf was en daardoor makkelijk te laden. Pas helemaal achteraan in de loop werd het vervormd zodat het zich tegen de loop zette.

De Belgische wapens die voorzien werden van trekken in de loop hadden normaal gezien een in afstand regelbare keep en een stalen korrel die op de loop zelf bevestigd was (in tegenstelling tot een plaatsing op de verwijderbare loopband).