
In 1838 testte de Belgische cavalerie een karabijn met het Heurteloup-systeem met kruitlint. Dit lint, met fulminaatpoeder, werd op zijn plaats gehouden door een tandwiel dat voortbewoog bij het opspannen van het mechanisme. Hiervoor diende de hamer, die zich net voor de trekkerbeugel bevond, naar achteren getrokken te worden. Bij het overhalen van de trekker sneed het mechanisme een stuk van het kruitlint af en bracht het tot ontbranding.
Voor de karabijn van de jagers-verkenners van de Burgerwacht werd het Heurteloup-systeem gecombineerd met een getrokken loop volgens het Delvigne-principe. Het projectiel hiervoor was sferisch en qua diameter licht kleiner dan de ziel van de loop waardoor het makkelijk in te voeren was. Door middel van de pompstok werd het dan achteraan de loop platgeklopt zodat de zijkanten goed aansloten met de loop en zo zorgden voor gasdichtheid.
Dit wapen werd op kleine schaal ingevoerd bij de jagers-verkenners van de Burgerwacht vanaf maart 1842.












