
| Totale lengte | 880mm |
| Kaliber | 17,5mm |
| Bijhorende bajonet | / |
Vanaf 1830 werd de model 1816 cavaleriekarabijn in Luik gemaakt voor de Belgische lichte cavalerie. Net als de meeste Belgische wapens werd deze vanaf 1841 omgebouwd naar percussie en kreeg toen de benaming model 1816/22 cavaleriekarabijn, gewijzigd.
Vanaf 1853 werden er trekken aangebracht in de loop. De loop kreeg achteraan een gescharnierd vizier met een lage keep voor vuren op 100 meter en een hogere voor 200 meter. De messing korrel werd vervangen door een hoger, stalen model.
De rail op de linkerzijde van het wapen werd bij deze verandering ook verwijderd.
In de plaats van de rail kwam een conventioneler bevestigingssysteem met riembeugel onderaan de kolf en onderaan de loop.
De neuskap bedekte enkel nog het hout, dus zonder functie als loopband. Het voorhout en de loop werden samen gehouden door een stalen stift die dwars door het voorhout ging.
De pompstok werd niet op het wapen zelf bevestigd maar aan de sabelhaak op de riem van de gebruiker door middel van de cirkelvormige ring achteraan de pompstok. Hieraan werd eveneens een riempje vastgemaakt om de pompstok niet te verliezen.
De pompstok diende ook voor de pistolen van de gebruiker, niet enkel voor het herladen van de karabijn.
De kop van de pompstok was verstevigd, voorzien van een komvorm vooraan en doorboord. Dit in tegenstelling tot platte kop van de model 1816/22 cavaleriekarabijn, gewijzigd.








