
| Totale lengte | mm |
| Lengte lemmet | 595mm |
Het “sabel der infanterie No. 1” werd in Nederland in 1813 in gebruik genomen. Vanaf 1819 werd dit vervangen door het “sabel der infanterie No. 2”. Dit laatste model, dus met volgnummer “2” in de Nederlandse lijst, werd het Belgische “sabel der infanterie No1″ en zo ook gemerkt op het lemmet.
Het lemmet van 595mm was licht gekromd, enkelzijdig geslepen en zonder bloedgeul. De tang was achteraan het heft platgeklopt en in het midden bevestigd met een stalen rivet.
Het heft bestond uit een enkel stuk gegoten messing met 36 ringen. De garde had een enkele beugel die vooraan eindigde in een naar voren gebogen pareerstang met halfronde knop.
Er waren verschillende types schedes, allen gemaakt uit zwart koeleer dat aan de binnenkant genaaid was. De schedepunt eindigde in een stalen knop.
De eerste modellen schede hadden een schedemond met riempje in buffelleer. Bij de infanterie, genie en administratie waren deze wit, bij de veldartillerie zwart.
Vanaf 1850 kreeg het regiment jagers te voet een sabel der infanterie No1 met schede voorzien van messing schedemond. Hierbij hoorde ook een ander model koppelschoen.
Verder was er nog een schede specifiek voor het combineren van een sabel der infanterie No1 met een model 1867 hulsbajonet. Hierbij was de buffelleer schedemond minder breed en had de schedemond van de bajonetschede een bijkomende lus.
Het werd gebruikt bij de infanterie, genie, veldartillerie en de administratiebataljons van 1830 werd uitgefaseerd toen de model 1893 yatagan voor onderofficieren ingevoerd werd. Toch waren er nog een aantal in gebruik bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.
Bij de Burgerwacht droegen de tamboers, korporaals en onderofficeren het sabel der infanterie No1.














